Persoonlijkheid in Drie Perspectieven:
een instrument

Wim Hofstee, Ineke Mosterman, Jolijn Hendriks, Henk Kiers, en Frank Brokken

De Drie Perspectieven Persoonlijkheids Questionnaire (3ppq) is een instrument voor het in kaart brengen van:

De 3ppq dient om de individuele cliënt te attenderen op eventuele discrepanties tussen de perspectieven, speciaal metaperspectief en anderenperspectief. Zulke discrepanties wijzen op mogelijke fricties in de relatie tussen de cliënt en diens sociale omgeving. De veronderstelling daarbij is dat de cliënt door inzicht in die discrepanties, en door vorming van een realistischer metaperspectief, beter in staat is de relatie met die omgeving te hanteren.

Uitspraken over iemands persoonlijkheid zijn onvermijdelijk evaluatief. Confrontatie met andermans beoordelingen kan daarom in eerste instantie een negatieve ervaring zijn. Het vereist professioneel-psychologische expertise om te beslissen of toepassing van de 3ppq in een concrete casus überhaupt in aanmerking komt, en zo ja, om het gesprek over de uitkomsten in constructieve banen te leiden. De 3ppq is daarom bestemd voor psychologen die gebonden zijn aan relevante artikelen uit hun beroepscode.

De 3ppq bestaat uit een betrekkelijk korte persoonlijkheidsvragenlijst in drie versies, een scoringsprogramma, en een rapportagemodule.

Vragenlijst

Uit de itemverzameling die ten grondslag lag aan de constructie van de FFPI (Hendriks, 1997) zijn voor de 3ppq items geselecteerd met een lage zelf-ander correlatie (in tegenstelling tot de FFPI waar het accent ligt op hoge overeenstemming). Met het oog op aansluiting bij de big-five structuur zijn de items maximaal gespreid over de segmenten van de Abridged Big Five Circumplex taxonomie (Hofstee, De Raad, & Goldberg, 1992) waarin ze waren ingedeeld. Aanvullende criteria bij de itemselectie waren (a) hoge begrijpelijkheid, zoals destijds beoordeeld door VMBO-studenten (b) vermijden van extreem sociaal onwenselijke items, die hoofdverantwoordelijk zijn voor response sets (Hofstee, 2010). De vragenlijst bestaat aldus uit 42 items.

De antwoordinstructie voor de drie versies luidt: Deze vragenlijst gaat over hoe u bent (hoe anderen vinden dat u bent / hoe .... is), bijvoorbeeld: Bent u (Vinden anderen u / is ....) iemand die:

- makkelijk vrienden maakt?           
ja      



      nee

De cliënt vult de zelf- en vervolgens metaversie van de 3ppq in. De door de cliënt gevraagde drie anderen, aan wie van tevoren is verzekerd dat zij anoniem zullen blijven en dat alleen het gemiddelde van hun beoordelingen met de cliënt zal worden besproken, krijgen de anderversie om in te vullen.

Scoring

De itemantwoorden worden gescoord op de biproportionele schaal (Hofstee & Ten Berge, 2004), dus als [ 1, .5, 0, -.5, -1 ]. De Algemene Persoonlijkheidsfactor (APF), waarvan de relevantie in de perspectivische context is aangetoond door Mosterman (2013), is de eerste principale component van de ruwe itemscores. De big-five scores (hier: Spontaan vs. Teruggetrokken, Mild vs, Ontoegeeflijk, Voorspelbaar vs. Onvoorspelbaar, Onverstoorbaar vs. Instabiel, en Kritisch vs. Onkritisch) zijn eveneens gewogen sommen van de itemscores. De gewichten zijn gebaseerd op Hendriks' (1997) onderzoek naar de structuur van de FFPI. Voor elk van de factoren zijn de gewichten w genormeerd op Σ|w| = 1, zodat de schaalscores op dezelfde biproportionele schaal staan als de itemscores.

Rapportage

De keuze voor rapportage in biproportionele termen, in plaats van de gebruikelijke relatieve schaal, is primair gebaseerd op de overweging dat persoonlijkheidseigenschappen bipolair worden verstaan, en dat dus het middelpunt van de schaal een nulpunt is waarbij de eigenschap omslaat in zijn tegenstelling. Aangezien de gemiddelde persoon, ongeacht of het zelf- of anderoordelen betreft, aan de positieve kant scoort, heeft scoring ten opzichte van het populatiegemiddelde het oneigenlijk effect dat bijvoorbeeld een matig vriendelijke persoon als onvriendelijk wordt afgeschilderd (voor een uitgebreide argumentatie, zie Hofstee & Hendriks, 1998). De bipolaire schaal voorkomt dat.

De keuze voor een begrensde, [ -1, …, +1 ] schaal is gebaseerd op de overweging dat rapportage in termen van standaarddeviaties ten opzichte van het middelpunt kan leiden tot onwaarschijnlijke hoge scores. De begrensde, biproportionele schaal valt te interpreteren als een kans- of frekwentiesaldo: een score van bijvoorbeeld +0,2 betekent dan dat de persoon zich in 60% van de voorkomende gevallen vriendelijk en in 40% onvriendelijk gedraagt (zie Hofstee & Ten Berge, 2004).

Voor het gesprek met de cliënt worden de drie scoreprofielen op de big-five schalen samen weergegeven in een grafiek zoals hieronder.

Interpretatie

De professionele interpretatie, in interactie met de cliënt, focust op discrepanties tussen meta- en anderenperspectief, met op de achtergrond het zelfperspectief. Het doel is stimulering van reflectie door de cliënt op de aard en de richting, positief of negatief, van die discrepanties, en op de betekenis ervan voor de relatie tot diens sociale omgeving. De interpretatie heeft drie niveaus: (1) de APF, die geen specifieke inhoudelijke interpretatie toelaat, maar meer of minder positief (en bij uitzondering negatief) kan zijn; (2) de big-five scores, met op de achtergrond de items met een relatief hoog gewicht die nadere inhoud leveren; en (3) de items zelf, met het oog op sterke discrepanties tussen de perspectieven in een bepaald itemprofiel.

Beperkingen van de 3ppq

De 3ppq is niet bedoeld voor onderzoek van een cliëntsysteem, waarbij naast de cliënt ook de anderen als voorwerp van onderzoek fungeren en dus ook hun metapercepties zouden worden opgevraagd. Dat zou afbreuk doen aan hun rol als anonieme en verwisselbare informant. Om diezelfde reden is het ook niet de bedoeling te focussen op onderlinge verschillen in de percepties van de anderen. Aan de orde is wat daar gemeenschappelijk aan is.

Voor persoonlijkheids-diagnostische doeleinden, waarbij juist hoge overeenstemming tussen beoordelaars en hoge alpha-betrouwbaarheid van de schalen voorop staan, komen langere vragenlijsten zoals de FFPI eerder in aanmerking.

Over de auteurs

Wim Hofstee is emeritus hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. e-mail: w.k.b.hofstee@rug.nl. Ineke Mosterman is vrijgevestigd klinisch psycholoog-psychotherapeut in Zwolle. e-mail: i.mosterman@psychologenpraktiijkelf.nl. Jolijn Hendriks is assistent professor in Psychology/Psychometrics aan de London School of Hygiene & Tropical Medicine. e-mail: jolijn.hendriks@planet.nl. Henk Kiers is hoogleraar Methoden en Technieken van Gegevensverwerking bij de afdeling Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen. e-mail: h.a.l.kiers@rug.nl. Frank B. Brokken is docent informatica, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. e-mail: f.b.brokken@rug.nl.

Verwijzingen

Carlson, E.N.; &. Oltmanns, T.F. (2015). The Role of Metaperception in Personality Disorders: Do People with Personality Problems Know How Others Experience Their Personality? Journal of Personality Disorders, 29, 449-467.
Hendriks, A.A.J. (1997). The construction of the Five-Factor Personality Inventory (FFPI). Dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen.
Hendriks, A.A.J., Hofstee, W.K.B., & De Raad, B. (2011). Five-Factor Personality Inventory II (FFPI-II). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Hofstee, W.K.B. (2010). Litotes response set. Notitie, DOI: 10.13140/RG.2.2.20965.29922.
Hofstee, W.K.B., De Raad, B., & Goldberg, L.R. (1992). Integration of the Big Five and circumplex approaches to trait structure. Journal of Personality and Social Psychology, 63, 146-163.
Hofstee, W.K.B., & Hendriks, A.A.J. (1998). The use of scores anchored at the scale midpoint in reporting individuals' traits. European Journal of Personality, 12, 219-228.
Hofstee, W.K.B., & Ten Berge, J.M.F. (2004) Personality in proportion: A bipolar metric for personality assessment, and its consequences for trait structure. Journal of Personality Assessment, 83, 120-127.
Mosterman, R.M. (2013). Normal People in Clinical Practice: A General Factor of Personality in Biproportional Scaling and Its Practical Relevance. Journal of Personality Assessment, 95, 13-25.
Mosterman, R.M., & Hendriks, A.A.J. (2011). Self-other Disagreement in Personality Assessment: Significance and Prognostic Value. Clinical Psychology and Psychotherapy, 18, 159-171.