Persoonlijkheid in Drie Perspectieven:
een instrument
Wim Hofstee, Ineke Mosterman, Jolijn Hendriks, Henk Kiers, en Frank
Brokken
De Drie Perspectieven Persoonlijkheids Questionnaire (3ppq) is een
instrument voor het in kaart brengen van:
- het perspectief van de cliënt op diens
persoonlijkheidseigenschappen, zoals gebruikelijk bij
persoonlijkheidsvragenlijsten;
- het perspectief van anderen die de cliënt goed kennen, op
diezelfde eigenschappen, zoals bijvoorbeeld via de Five Factor
Personality Inventory (FFPI-II, Hendriks e.a., 2011; zie ook Mosterman
& Hendriks, 2011);
- en specifiek: het metaperspectief van de cliënt, dat wil zeggen
diens inschatting van het anderenperspectief (zie bijv. Carlson &
Oltmanns, 2015).
De 3ppq dient om de individuele cliënt te attenderen op eventuele
discrepanties tussen de perspectieven, speciaal metaperspectief en
anderenperspectief. Zulke discrepanties wijzen op mogelijke fricties in
de relatie tussen de cliënt en diens sociale omgeving. De
veronderstelling daarbij is dat de cliënt door inzicht in die
discrepanties, en door vorming van een realistischer metaperspectief,
beter in staat is de relatie met die omgeving te hanteren.
Uitspraken over iemands persoonlijkheid zijn onvermijdelijk
evaluatief. Confrontatie met andermans beoordelingen kan daarom in
eerste instantie een negatieve ervaring zijn. Het vereist
professioneel-psychologische expertise om te beslissen of toepassing
van de 3ppq in een concrete casus überhaupt in aanmerking komt, en zo
ja, om het gesprek over de uitkomsten in constructieve banen te leiden.
De 3ppq is daarom bestemd voor psychologen die gebonden zijn aan
relevante artikelen uit hun beroepscode.
De 3ppq bestaat uit een betrekkelijk korte persoonlijkheidsvragenlijst
in drie versies, een scoringsprogramma, en een rapportagemodule.
Vragenlijst
Uit de itemverzameling die ten grondslag lag aan de constructie van de
FFPI (Hendriks, 1997) zijn voor de 3ppq items geselecteerd met een lage
zelf-ander correlatie (in tegenstelling tot de FFPI waar het accent
ligt op hoge overeenstemming). Met het oog op aansluiting bij de
big-five structuur zijn de items maximaal gespreid over de segmenten
van de Abridged Big Five Circumplex taxonomie (Hofstee, De Raad, &
Goldberg, 1992) waarin ze waren ingedeeld. Aanvullende criteria bij de
itemselectie waren (a) hoge begrijpelijkheid, zoals destijds beoordeeld
door VMBO-studenten (b) vermijden van extreem sociaal onwenselijke
items, die hoofdverantwoordelijk zijn voor response sets (Hofstee,
2010). De vragenlijst bestaat aldus uit 42 items.
De antwoordinstructie voor de drie versies luidt:
Deze vragenlijst gaat over hoe u bent (hoe anderen vinden
dat u bent / hoe .... is), bijvoorbeeld: Bent u (Vinden anderen u / is
....) iemand die:
- makkelijk vrienden maakt?
|
|
De cliënt vult de zelf- en vervolgens metaversie van de 3ppq in. De
door de cliënt gevraagde drie anderen, aan wie van tevoren is verzekerd
dat zij anoniem zullen blijven en dat alleen het gemiddelde van hun
beoordelingen met de cliënt zal worden besproken, krijgen de
anderversie om in te vullen.
Scoring
De itemantwoorden worden gescoord op de biproportionele schaal (Hofstee
& Ten Berge, 2004), dus als [ 1, .5, 0, -.5, -1 ]. De Algemene
Persoonlijkheidsfactor (APF), waarvan de relevantie in de
perspectivische context is aangetoond door Mosterman (2013), is de
eerste principale component van de ruwe itemscores. De big-five scores
(hier: Spontaan vs. Teruggetrokken, Mild vs, Ontoegeeflijk,
Voorspelbaar vs. Onvoorspelbaar, Onverstoorbaar vs. Instabiel, en
Kritisch vs. Onkritisch) zijn eveneens gewogen sommen van de
itemscores. De gewichten zijn gebaseerd op Hendriks' (1997) onderzoek
naar de structuur van de FFPI. Voor elk van de factoren zijn de
gewichten w genormeerd op Σ|w| = 1, zodat de schaalscores op dezelfde
biproportionele schaal staan als de itemscores.
Rapportage
De keuze voor rapportage in biproportionele termen, in plaats van de
gebruikelijke relatieve schaal, is primair gebaseerd op de overweging
dat persoonlijkheidseigenschappen bipolair worden verstaan, en dat dus
het middelpunt van de schaal een nulpunt is waarbij de eigenschap
omslaat in zijn tegenstelling. Aangezien de gemiddelde persoon,
ongeacht of het zelf- of anderoordelen betreft, aan de positieve kant
scoort, heeft scoring ten opzichte van het populatiegemiddelde het
oneigenlijk effect dat bijvoorbeeld een matig vriendelijke persoon als
onvriendelijk wordt afgeschilderd (voor een uitgebreide argumentatie,
zie Hofstee & Hendriks, 1998). De bipolaire schaal voorkomt dat.
De keuze voor een begrensde, [ -1, …, +1 ] schaal is gebaseerd op de
overweging dat rapportage in termen van standaarddeviaties ten opzichte
van het middelpunt kan leiden tot onwaarschijnlijke hoge scores. De
begrensde, biproportionele schaal valt te interpreteren als een kans-
of frekwentiesaldo: een score van bijvoorbeeld +0,2 betekent dan dat de
persoon zich in 60% van de voorkomende gevallen vriendelijk en in 40%
onvriendelijk gedraagt (zie Hofstee & Ten Berge, 2004).
Voor het gesprek met de cliënt worden de drie scoreprofielen op de
big-five schalen samen weergegeven in een grafiek zoals hieronder.
Interpretatie
De professionele interpretatie, in interactie met de cliënt, focust op
discrepanties tussen meta- en anderenperspectief, met op de achtergrond
het zelfperspectief. Het doel is stimulering van reflectie door de
cliënt op de aard en de richting, positief of negatief, van die
discrepanties, en op de betekenis ervan voor de relatie tot diens
sociale omgeving. De interpretatie heeft drie niveaus: (1) de APF, die
geen specifieke inhoudelijke interpretatie toelaat, maar meer of minder
positief (en bij uitzondering negatief) kan zijn; (2) de big-five
scores, met op de achtergrond de items met een relatief hoog gewicht
die nadere inhoud leveren; en (3) de items zelf, met het oog op sterke
discrepanties tussen de perspectieven in een bepaald itemprofiel.
Beperkingen van de 3ppq
De 3ppq is niet bedoeld voor onderzoek van een cliëntsysteem, waarbij
naast de cliënt ook de anderen als voorwerp van onderzoek fungeren en
dus ook hun metapercepties zouden worden opgevraagd. Dat zou afbreuk
doen aan hun rol als anonieme en verwisselbare informant. Om diezelfde
reden is het ook niet de bedoeling te focussen op onderlinge
verschillen in de percepties van de anderen. Aan de orde is wat daar
gemeenschappelijk aan is.
Voor persoonlijkheids-diagnostische doeleinden, waarbij juist
hoge overeenstemming tussen beoordelaars en hoge alpha-betrouwbaarheid
van de schalen voorop staan, komen langere vragenlijsten zoals de FFPI
eerder in aanmerking.
Over de auteurs
Wim Hofstee is emeritus hoogleraar Psychologie aan de Rijksuniversiteit
Groningen. e-mail:
w.k.b.hofstee@rug.nl.
Ineke Mosterman is vrijgevestigd klinisch psycholoog-psychotherapeut in
Zwolle. e-mail:
i.mosterman@psychologenpraktiijkelf.nl.
Jolijn Hendriks is assistent
professor in Psychology/Psychometrics aan de London School of Hygiene &
Tropical Medicine. e-mail:
jolijn.hendriks@planet.nl.
Henk Kiers is hoogleraar Methoden en Technieken van Gegevensverwerking bij de
afdeling Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen. e-mail:
h.a.l.kiers@rug.nl.
Frank B. Brokken is docent informatica, verbonden
aan de Rijksuniversiteit Groningen. e-mail:
f.b.brokken@rug.nl.
Verwijzingen
Carlson, E.N.; &. Oltmanns, T.F. (2015). The Role of
Metaperception in Personality Disorders: Do People with Personality
Problems Know How Others Experience Their Personality? Journal of
Personality Disorders, 29, 449-467.
Hendriks, A.A.J. (1997). The construction of the Five-Factor
Personality Inventory (FFPI). Dissertatie, Rijksuniversiteit
Groningen.
Hendriks, A.A.J., Hofstee, W.K.B., & De Raad,
B. (2011). Five-Factor Personality Inventory II
(FFPI-II). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Hofstee, W.K.B. (2010). Litotes response set. Notitie,
DOI: 10.13140/RG.2.2.20965.29922.
Hofstee, W.K.B., De Raad, B., & Goldberg,
L.R. (1992). Integration of the Big Five and circumplex approaches to
trait structure. Journal of Personality and Social Psychology, 63,
146-163.
Hofstee, W.K.B., & Hendriks, A.A.J. (1998). The use of
scores anchored at the scale midpoint in reporting individuals'
traits. European Journal of Personality, 12, 219-228.
Hofstee, W.K.B., & Ten Berge, J.M.F. (2004) Personality in
proportion: A bipolar metric for personality assessment, and its
consequences for trait structure. Journal of Personality Assessment,
83, 120-127.
Mosterman, R.M. (2013). Normal People in Clinical Practice: A
General Factor of Personality in Biproportional Scaling and Its Practical
Relevance. Journal of Personality Assessment, 95, 13-25.
Mosterman, R.M., & Hendriks, A.A.J. (2011). Self-other
Disagreement in Personality Assessment: Significance and Prognostic
Value. Clinical Psychology and Psychotherapy, 18, 159-171.